Waar letten leraren op als ze een nieuwe methode kiezen of wanneer ze aanvullend (digitaal) lesmateriaal willen inzetten? Uit verschillende onderzoeken komt naar voren dat leraren sterk letten op de aantrekkelijkheid van het materiaal voor de leerlingen. En natuurlijk of de leerstof voldoende dekkend is voor bijvoorbeeld de kerndoelen. Leraren blijken minder te letten op de leerzaamheid van het materiaal.
Dat leraren minder letten op aspecten van de leerzaamheid van het materiaal kan ermee te maken hebben dat ze daarover wellicht te weinig kennis hebben opgedaan tijdens hun opleiding. Om daar wat meer zicht op te krijgen, heeft Eline Werkman, in opdracht van het CLU, voor haar masterthesis onderzoek uitgevoerd naar wat aanstaande leraren weten over wanneer digitale leermiddelen zorgen voor een onnodige cognitieve belasting.
Aan het onderzoek is meegewerkt door 134 aanstaande leraren van verschillende pabo’s. De (vierdejaars) studenten kregen vijftien sets van twee verschillende soorten filmpjes, plaatjes en/of teksten van digitale leermiddelen te zien. Ze kregen daarbij de vraag om aan te geven van welke van deze twee sets de cognitieve belasting voor leerlingen het grootst zou zijn.
Voorkomen van cognitieve overbelasting
De sets zijn gebaseerd op de ontwerpprincipes van Mayer & Moreno (2003) . Deze principes hebben als doel om cognitieve overbelasting te voorkomen. Er is onderscheid gemaakt in de volgende vijf verschillende ontwerpprincipes:

Vijf ontwerpprincipes
Per ontwerpprincipe waren er drie sets. Hieronder is een voorbeeld van een set over het nabijheidsprincipe te zien. In het eerste voorbeeld staat de tekst te ver van het plaatje. In het tweede voorbeeld is te zien dat de tekst dichtbij het plaatje staat en dat de ogen niet hoeven te zoeken welke tekst bij welk plaatje hoort.

Opmerkelijke resultaten
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat overall gezien 61% van de gemaakte keuzes correct was: de studenten kozen meestal voor het alternatief dat volgens de principes van Mayer & Moreno zorgt voor de minste cognitieve overbelasting.
Maar, er is iets opmerkelijks aan de hand. Bij twee van de vijf principes waren de percentages correcte keuze namelijk aanmerkelijk lager: 24% (redundantieprincipe) en 30% (coherentieprincipe). Bij beide principes wordt het opnemen van overbodige teksten en beelden sterk afgeraden, maar aanstaande leraren kiezen juist vaak voor lesmateriaal waar veel overbodige teksten en plaatjes in staan. Verwarren aanstaande leraren aantrekkelijk lesmateriaal met druk lesmateriaal?
Aan de aanstaande leraren is tevens gevraagd op welke aspecten ze zouden letten bij het kiezen of inzetten van (nieuwe) leermiddelen. Aantrekkelijkheid kwam daarbij als belangrijkste uit de bus. Betekent dit dat leraren die aantrekkelijkheid als belangrijk aspect aanmerken te weinig aandacht voor de cognitieve belasting van het geheugen hebben? Het lijkt er wel op, want de correlatie tussen foute antwoorden op de ontwerpen van het redundantieprincipe resp. het coherentieprincipe enerzijds, en het belang van aantrekkelijkheid van lesmateriaal anderzijds is aanwezig en significant (r=-.204, p=.018 voor het redundantieprincipe en r=-.175, p=.043 voor het coherentieprincipe).
Conclusie: aantrekkelijkheid en overbelasting bijten elkaar
Uit dit onderzoek komt naar voren dat (aanstaande) leraren vooral letten op de aantrekkelijkheid van lesmateriaal en dat leraren te weinig kennis hebben van hoe het geheugen daardoor overbelast kan worden.
Het merendeel van de studenten gaf overigens aan dat de opleiding te weinig aandacht besteedt aan aspecten die te maken hebben met het beoordelen van de kwaliteit van lesmateriaal.
Meer informatie
Lees de volledige masterthesis van Eline Werkman
Mayer, R.E. & Moreno, R. (2003). Nine Ways to Reduce Cognitive Load in Multimedia Learning. Educational Psychologist, 38, 43-52