Resultaten in het passend onderwijs vallen tegen, volgens een recente evaluatie. In hoeverre valt dat toe te schrijven aan inadequate leermiddelen?
In 2014 werd passend onderwijs ingevoerd. Het adagium ervan was: regulier waar het kan, speciaal waar het moet. Leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte zouden zo lang mogelijk in het reguliere onderwijs ondersteund moeten worden voordat verwijzing naar het speciaal onderwijs aan de orde zou zijn.
Vijf jaar lang heeft een onderzoeksconsortium van zeven instanties onderzoek gedaan naar de werking van deze vernieuwing. De hoofdvragen van het onderzoek:
- Hoe verloopt de implementatie van deze stelselwijziging?
- Wat is de impact van passend onderwijs op het handelen van iedereen die betrokken is bij leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften?
Vraagtekens
Vorige maand verscheen het eindrapport. Een van de conclusies van het onderzoek is dat de doelmatigheid van de bestedingen onbekend is. Dat komt volgens de onderzoekers doordat de Wet passend onderwijs niet definieert welke leerlingen tot de doelgroep behoren. Er zijn daardoor ook geen betrouwbare registraties van leerlingen die extra ondersteuning krijgen. Wat wel duidelijk is, is dat het aandeel leerlingen dat in het speciaal onderwijs zit na een aanvankelijke daling weer stijgt. Dit duidt erop dat op zijn minst vraagtekens gezet kunnen worden bij de effectiviteit van het passend onderwijs.
Specialisten
De onderzoekers merken op dat scholen minder dan vroeger een beroep doen op externe specialisten, zoals logopedisten en gedragswetenschappers. Ze kunnen daardoor (vaak) meer leerlingen dan voorheen ondersteunen met hetzelfde budget. Gelet op de stijgende lijn van het aandeel van leerlingen in het speciaal onderwijs is het de vraag of de interne ondersteuning tenminste hetzelfde resultaat oplevert als externe ondersteuning.
Tegenvallende resultaten in het passend onderwijs worden door leerkrachten steevast toegeschreven aan factoren als werkdruk, te grote klassen en te weinig financiële middelen. Maar er lijkt meer aan de hand. Naast het feit dat het aandeel leerlingen in het speciaal onderwijs stijgt, daalt ons onderwijsniveau ook in internationaal opzicht, en maken honderdduizenden leerlingen gebruik van summer schools en huiswerkbegeleiding.
Rol van leermiddelen
Een niet te verwaarlozen externe factor zijn de gebruikte leermiddelen in het reguliere onderwijs. De vraag is of die voldoende ondersteuning bieden voor leerlingen die extra (leer)ondersteuning nodig hebben. Het gros van de leerkrachten in Nederland leunt zwaar op de gebruikte methodes. Deze worden ontwikkeld en uitgegeven door commerciële partijen. Voor hen is het ontwikkelen en uitgeven van leermiddelen voor specifieke doelgroepen niet rendabel. En gelet op de grondwettelijke verankering van de vrijheid van onderwijs ziet de overheid het niet als haar taak zelf leermiddelen voor deze specifieke doelgroepen te ontwikkelen of te financieren. Met als gevolg dat het ontbreekt aan leermiddelen die specifiek geschikt zijn voor bijvoorbeeld leerlingen uit het autistische spectrum, of voor leerlingen met een Down-syndroom. Zogenaamde adaptieve leermiddelen bieden in de verste verte geen soelaas om dit probleem op te lossen.
Om de doelstellingen van passend onderwijs beter te kunnen realiseren is het hard nodig dat er leermiddelen voor specifieke doelgroepen komen die hiertoe in het reguliere onderwijs gebruikt kunnen worden, waarbij leerkrachten niet al te terughoudend hoeven te zijn om bij de implementatie daarvan extern begeleid te worden.
Bron
Guuske Ledoux & Sietske Waslander m.m.v. Ton Eimers: Evaluatie Passend Onderwijs (2020).