Zelfregulatie bevordert de motivatie. Door een betere motivatie zal een leerling zich meer willen inspannen en langer bezig willen zijn met de taak. Het resultaat hiervan vertaalt zich uiteindelijk in betere leerprestaties.
Motiveren van leerlingen is een belangrijke activiteit van docenten. We horen nogal eens dat het onderwijs leuk moet zijn. Of dat het materiaal er aantrekkelijk uit moet zien. Tot op zekere hoogte werken een leuke les en aantrekkelijk lesmateriaal inderdaad motiverend. Om betere leerprestaties te bewerkstelligen is het echter nodig dat leerlingen zich mentaal in willen spannen. Dat gebeurt niet alleen maar door leuk en motiverend lesmateriaal. De intrinsieke motivatie moet aangesproken worden. Daarvoor is meer nodig dan leuk en motiverend lesmateriaal.
Drie basisbehoeften die de intrinsieke motivatie beïnvloeden
Ryan & Deci (2000)1 vonden drie belangrijke factoren die de intrinsieke motivatie van leerlingen zodanig beïnvloeden dat die mentale inspanning blijvend omhoog ging. Zij ontleenden die factoren aan drie menselijke basisbehoeften:
- de behoefte aan autonomie
- de behoefte aan verbondenheid
- de behoefte aan je competent voelen
De behoefte aan autonomie doet zich bij leerlingen gelden in de vorm van het verkrijgen van controle over hun eigen leerproces. Naarmate leerlingen ouder zijn, naarmate die behoefte sterker is. Voor dit zelf-reguleren van het leerproces zijn metacognitieve kennis, metacognitieve vaardigheden en motivatiestrategieën nodig. Leerlingen blijken deze echter niet spontaan te gebruiken. Leermiddelen kunnen daartoe een aanzet geven.
Metacognitieve kennis: welke leerstrategieën zijn nodig?
Wat betreft de metacognitieve kennis is het dan ook belangrijk dat docenten en ontwikkelaars van digitaal leermateriaal expliciet aandacht besteden aan het bewust inzetten of gebruiken van metacognitie door de leerlingen. Concreet betekent dit dat tijdens de instructie de leerling gestimuleerd moet worden om na te gaan hoe en waarom hij bepaalde leerstrategieën gebruikt. Daarvoor is een zekere kennis over het eigen cognitief functioneren nodig. Om de leerling hiervan bewust te maken kan het leermateriaal bij verschillende leertaken aangeven welk type kennis de leerling nodig heeft om de taak succesvol te volbrengen.
Metacognitieve vaardigheden: oriënteren, plannen, monitoren, toetsen
Ook metacognitieve vaardigheden zijn van belang. De meest effectieve die we in de literatuur tegenkomen zijn: oriënteren, plannen, monitoren en toetsen, evalueren, en reflecteren. Docenten en ontwikkelaars van met name digitaal lesmateriaal kunnen in hun instructie de leerling stimuleren deze vaardigheden in te zetten en te ontwikkelen bij het maken van een leertaak. Adaptieve programma’s kunnen deze data weer gebruiken in het kader van gepersonaliseerd leren.
Motivatiestrategieën: verbondenheid en gevoel van competentie
Wat de motivatiestrategieën betreft kan het best worden teruggegrepen op de twee andere motivatie-bevorderende factoren: verbondenheid en je competent voelen. Wat de verbondenheid betreft is het belangrijk dat leerlingen zich aangesproken voelen tot de leerstof. Zich er ook mee kunnen identificeren. Bij het aansluiten bij het competentiegevoel van een leerling is het niet alleen belangrijk dat leerstof en opdrachten aansluiten bij niveau, tempo en leerstijl van de leerling. Ook het opnemen van leerstof en opdrachten die leerlingen meer uitdagen is van groot belang.
Bronnen
Wie nader geïnteresseerd is in de achtergronden van zelfregulerend leren en hoe je daar als docent of ontwikkelaar van leermiddelen gebruik van kunt maken, verwijzen we graag naar deze publicatie.
Anke Reints (2014). Kwaliteitsevaluatie van (digitale) leermiddelen. Utrecht: CLU.
En zie ook: Ryan, R.M. & Deci, E.L. (2000). Self-determination theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55, 68-78