In opdracht van Project EDDA heeft het CLU onderzocht wat de effecten zijn geweest van de door hen gemaakte aanpassingen in het leermateriaal van leerlingen met een visuele beperking.

Steeds meer leerlingen met een visuele beperking gaan naar school in het reguliere onderwijs. Maar de gebruikte leermiddelen in het reguliere onderwijs zijn vaak ontoegankelijk voor leerlingen met een visuele beperking. Door de grote nadruk op grafische vormgeving wordt het steeds moeilijker om schoolboeken en digitale leermiddelen toegankelijk te maken voor deze leerlingen.

De effecten van aangepast leermateriaal op het leerproces van leerlingen met een visuele beperking

Daarom heeft het Ministerie van OC&W het Project Expertisecentrum voor Didactische en Digitale Aanpassingen (Project EDDA) opgezet. Dit project moet zorg dragen voor beter aangepaste leermiddelen en een plek waar ontwikkelaars van leermiddelen blijvend terecht kunnen voor kennis over het maken van aanpassingen.
Daarnaast is het interessant om na te gaan in hoeverre het doen van dergelijke aanpassingen ook voor een veel grotere gebruikersgroep bruikbaar is. Hierbij valt te denken aan leerlingen uit de andere clusters, zoals doven, slechthorenden en leerlingen met ADHD, dyslexie of dyscalculie.

In opdracht van Project EDDA heeft het CLU onderzocht wat de effecten zijn geweest van de door hen gemaakte aanpassingen in het leermateriaal van leerlingen met een visuele beperking.

Vraagstelling

De volgende probleemstelling stond centraal:
Wat is het effect van de gemaakte aanpassingen op de leerprestaties en het onderwijsleerproces van leerlingen met een visuele beperking?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden werden de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:

  • In hoeverre leidt het aangepaste materiaal tot een meer gelijkwaardige deelname aan het onderwijsproces?
  • In hoeverre leidt het aangepaste materiaal tot efficiëntere en effectievere leerprocessen?
  • In hoeverre leiden die efficiëntere en effectievere onderwijsleerprocessen tot verbeterde leerresultaten?
  • In hoeverre leidt het aangepaste materiaal tot minder noodzakelijke individuele aandacht van de docent?

Werkwijze

Voor het onderzoek hebben 10 leerlingen met een visuele beperking van verschillende leeftijden en niveaus uit zowel PO als VO voor een periode van ongeveer 4 maanden met door Project EDDA aangepast materiaal gewerkt. Deze aanpassingen zijn gedaan in lesmethodes die in het regulier onderwijs gebruikt worden, zoals Veilig Leren Lezen, Taal Actief en Getal & Ruimte. Voorbeelden van die gemaakte aanpassingen zijn onder andere het aanpassen van illustraties door ze te omschrijven, al dan niet via een audiobestand, of door ze om te zetten in een tactiele tekening, waardoor de leerling in staat is om de illustratie te voelen. Andere aanpassingen betreffen het integreren van de verschillende onderdelen van een lesmethode in één document, zoals leerlingenboek en werkboek, of het toevoegen van links, zodat de leerling makkelijker van het ene hoofdstuk naar het andere hoofdstuk kan switchen.

Conclusies

  • Uit het onderzoek is ten eerste gebleken dat de door Project EDDA gemaakte aanpassingen duidelijk effect hebben gehad op de zelfstandigheid van leerlingen met een visuele beperking. Het aangepaste materiaal is door zowel docenten als leerlingen als completer en duidelijker ervaren. Ook komt het beter overeen met de successieve manier waarop leerlingen met een visuele beperking informatie verwerken. Dit houdt in dat teksten, voorwerpen, illustraties niet in één oogopslag bekeken kunnen worden, maar alleen na elkaar.
  • Ten tweede is uit het onderzoek gebleken dat de gemaakte aanpassingen effect hebben gehad op een effectiever en efficiënter verloop van het leerproces. Door de aangepaste structuur van het leermateriaal hebben de leerlingen minder tijd nodig om informatie te zoeken en opdrachten te maken. Door de tactiele tekeningen en omschrijvingen van illustraties is daarnaast de didactische functie van de illustraties in het leermateriaal niet verloren gegaan.
  • Verder waren de docenten minder tijd kwijt aan individuele aandacht voor de leerling met de visuele beperking.
  • Als laatste is uit het onderzoek gebleken dat vooral de tactiele ondersteuning en de integratie van onderdelen van de lesmethode het vaakst effect hebben gehad. Deze aanpassingen hebben eraan bijgedragen dat de leerlingen minder afhankelijk waren van anderen en geen leerstof meer hoefden over te slaan. Ook konden ze informatie gemakkelijker verwerken doordat de verschillende leerinhouden zo dicht mogelijk bij elkaar gepresenteerd werden.

Tot slot

De gemaakte aanpassingen hebben een positief effect op zowel de klassenparticipatie, de efficiëntie en effectiviteit van het leerproces en de noodzakelijke individuele aandacht voor leerlingen met een visuele beperking. Het is dan ook mogelijk (en noodzakelijk) om leermiddelen toegankelijker te maken voor leerlingen met een (visuele) beperking, zodat zij óók in het reguliere onderwijs optimaal cognitief aangesproken worden.

Interessant wordt het nu om na te gaan of ook voor andere leerlingen uit andere clusters, zoals doven, slechthorenden en leerlingen met ADHD, dyslexie of dyscalculie het aanpassen van leermiddelen zoveel winst oplevert als voor eerdergenoemde aspecten.

Hele onderzoeksverslag lezen?

Klik hier